schadevergoeding bij onrechtmatige daad

Aansprakelijkheid door een onrechtmatige daad

Artikel 6:162, 6:163 en 6:101 Burgerlijk Wetboek 
20 nov 2023 3 minuten

Jurisprudentie

HR 5 november 1965, NJ 1996, 136 (Kelderluik-arrest),
HR 17 januari 1958, NJ 1961, 568 (Beukers/Dorenbos (Tandarts))

Uitwerking

De hoofdregel van het schadevergoedingsrecht is dat iedereen zijn eigen schade draagt. Een uitzondering op deze regel is het geval dat de schade is ontstaan door een onrechtmatige daad van iemand anders. Iemand die een onrechtmatige daad pleegt is aansprakelijk voor de schade die daardoor is veroorzaakt en zal deze schade aan de benadeelde moeten vergoeden. 
 
Er is sprake van een onrechtmatige daad als er voldaan wordt aan de vijf vereisten van artikel 6:162 BW. Artikel 6:162 BW luidt: ''Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.'' 
 
Ten eerste is vereist dat iemand een onrechtmatige daad moet hebben begaan. Uit lid 2 van artikel 6:162 BW volgt dat een onrechtmatige daad een doen of nalaten is dat: 
• Een inbreuk maakt op een recht van een ander; 
• In strijd is met een wettelijke plicht; 
• In strijd is met de maatschappelijke zorgvuldigheid (HR 5 november 1965, NJ 1996, 136 (Kelderluik-arrest)).

Het tweede vereiste is dat de onrechtmatige daad aan de veroorzaker kan worden toegerekend. Daarvan is sprake als de veroorzaker schuld heeft aan de onrechtmatige daad. Daarnaast kan een onrechtmatige daad ook op grond van de wet (bv. artikel 6:165 BW) of opvattingen in het maatschappelijk verkeer voor iemand zijn rekening komen. 
 
Als derde vereiste geldt dat er schade moet zijn geleden. Hieronder valt vermogensschade en ander nadeel. Met ander nadeel bedoelen we immateriële schade. Smartengeld is een vergoeding voor immateriële schade. 
 
Ten vierde moet er een 'causaal verband' bestaan tussen de onrechtmatige daad en de schade. De schade moet als gevolg van de onrechtmatige daad zijn geleden. Als de schade ook zou zijn ingetreden in het geval de onrechtmatige gedraging wordt weggedacht, dan is er geen causaal verband aanwezig. 
 
Als laatste vereiste kan het relativiteitsvereiste worden genoemd (artikel 6:163 BW). Dit houdt kort gezegd in dat de overtreden norm ook tot doel had om te beschermen tegen schade zoals een benadeelde die heeft geleden (HR 17 januari 1958, NJ 1961, 568 (Beukers/Dorenbos (Tandarts)). 
 
Als aan alle vereisten is voldaan dan kan aansprakelijkheid worden aangenomen. De veroorzaker zal de schade aan de benadeelde moeten vergoeden. De hoogte van de schadevergoeding kan nog worden verlaagd als er sprake is van ‘eigen schuld’ van de partij die schade lijdt (artikel 6:101 BW). Hiervan is sprake als het eigen handelen van de benadeelde, bijvoorbeeld onoplettendheid of onvoorzichtigheid, bijgedragen heeft aan het ontstaan van de schade.

Samenvatting

Voor aansprakelijkheid op grond van de onrechtmatige daad dient aan 5 vereisten te zijn voldaan. Als aan één van de vereisten niet is voldaan dan ontbreekt de aansprakelijkheid. Eigen schuld van de schadelijdende partij heeft geen invloed op de aansprakelijkheid. De eigen schuld kan wel invloed hebben op de hoogte van de schadevergoeding.