De rechtbank begint door te stellen dat naast het fietspad, ook de berm onder het toepassingsbereik van 6:174 BW valt. Vervolgens geeft zij aan dat de breukstenen in principe gevaar op kunnen leveren voor fietsers die van het fietspad afraken. Dit betekent echter niet direct dat het fietspad daarmee niet voldeed aan de eisen die men onder de gegeven omstandigheden aan het fietspad (en de berm) mocht stellen.
Het antwoord op de vraag of sprake is van een gebrekkig fietspad hangt immers af van veel meer omstandigheden.
De inrichting van het fietspad is niet in strijd met de CROW-richtlijnen
Allereerst komt de rechtbank tot de conclusie dat de inrichting van het fietspad niet in strijd is met de CROW-richtlijnen. Gelet op de spitsuurintensiteit gold voor het fietspad in kwestie een minimale breedte van 2,50 meter. Het fietspad had echter een breedte van 3,00 – 3,30 meter.
Enkel bij het smalste tweerichtingenpad – een fietspad van 2,50 meter breed – moet er een overrijdbare berm aanwezig zijn, zodat fietsers de mogelijkheid hebben om uit te wijken. Het was daarom in dit geval niet nodig om naast de extra breedte van het fietspad ook nog een overrijdbare berm aan te leggen.
De manier waarop het fietspad werd gebruikt, viel niet onder het te verwachten gebruik
Vervolgens gaat de rechtbank verder en stelt dat ook los van de CROW-richtlijnen, geen sprake is van een gebrekkig fietspad.
Bij het inrichten van een fietspad moet rekening worden gehouden met ‘normaal gebruik’ van het fietspad. Hier hoort bij dat op zekere hoogte rekening moet worden gehouden met fietsers die verkeersregels overtreden en die niet steeds de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht nemen.
De rechtbank oordeelt dat in deze situatie geen sprake was van een normaal gebruik van de weg. De wederpartij heeft immers zelf aangegeven dat zij bezig waren met het nabootsen van een wedstrijdsituatie. Daarnaast reden de wielrenners vlak achter een (opgevoerde) scooter en haalden zij veel hogere snelheden dan de gemiddelde racefietser.
De kans op verwezenlijking van het gevaar is klein
Ten derde geeft de rechtbank aan dat de kans op verwezenlijking van het gevaar klein is. Er is ter plaatse sprake van een lage spitsuurintensiteit. Verder zijn de breukstenen duidelijk zichtbaar. De wielrenner had zijn weggedrag moeten aanpassen op de aanwezigheid van de breukstenen, maar dat heeft hij niet gedaan. Verder vindt de rechtbank van belang dat tot de datum van het ongeval geen andere ongevallen zijn gemeld over het fietspad.
Aanvullende maatregelen zijn niet mogelijk en ook niet redelijkerwijs te verlangen
Tot slot oordeelt de rechtbank dat aanvullende maatregelen niet mogelijk zijn en redelijkerwijs ook niet zijn te verlangen. Het weglaten van de breukstenen is niet mogelijk, omdat de breukstenen noodzakelijk zijn voor de primaire (waterkerende) functie van de dijk. Ook het afschermen van de breukstenen door een geleiderail is geen haalbare maatregel. Geleiderails vormen eerder een obstakel op zich.
In dit kader benadrukt de rechtbank dat het noodzakelijk is om stil te staan bij de beleidsvrijheid die aan de provincie toekomt bij de uitvoering van hun publieke taak en de financiële middelen die hun in dat verband ten dienste staan.