gevallen wielrenner ligt naast zijn fiets

Wielrenner valt op breukstenen


25 aug 2025 4 minuten

Wat is er gebeurd?

Een professioneel wielrenner komt tijdens het nabootsen van een wedstrijdsituatie ten val op een fietspad op een dijk. Hij fietste samen met twee andere wielrenners op hoge snelheid achter een ‘begeleidende’ scooter. Ze fietsten in het midden van het fietspad. Naast het fietspad liggen aan de linkerzijde breukstenen. Dat zijn grove stenen met een waterkerende functie, waar niet overheen kan worden gefietst.

Tijdens de rit mindert de scooter op enig moment vaart in verband met overstekende ganzen. Als gevolg daarvan komt de wielrenner met zijn voorwiel tegen het achterwiel van zijn voorganger aan. Hierdoor raakt hij in de berm en valt op de breukstenen die direct naast het fietspad liggen. De wielrenner komt hard ten val en loopt letsel op. 

De provincie wordt als wegbeheerder aansprakelijk gesteld

De wederpartij stelt de wegbeheerder aansprakelijk op grond van artikel 6:174 BW en 6:162 BW.

De wederpartij voert aan dat de wegbeheerder een weg zodanig moet inrichten dat daardoor geen gevaar voor personen en zaken ontstaat. Hierbij moet de wegbeheerder er rekening mee houden dat weggebruikers niet altijd de gewenste voorzichtigheid in acht nemen en – om wat voor reden dan ook – in de berm terecht kunnen komen.

De wederpartij verwijt de provincie dat de berm geen geschikte uitwijkmogelijkheid voor hem bood. In dit kader wordt verwezen naar de CROW-richtlijnen waarin staat dat de berm een obstakelvrije ruimte behoort te hebben:

‘’Bermen langs fietspaden moeten vergevingsgezind worden ingericht en mogen geen objecten bevatten die hinder voor fietsers opleveren. Hiertoe moet een obstakelvrije ruimte van ten minste 0,50 meter worden aangehouden.’’

Verder is de wederpartij van mening dat de provincie onvoldoende de veiligheid heeft gewaarborgd nu er geen enkele veiligheidsmaatregel is getroffen met het oog op het voorkomen van ongelukken, vanwege de ruwe breukstenen in de berm direct naast het fietspad.

Het verweer van de provincie

De provincie stelt allereerst dat de breedte van het fietspad en de berm aan de CROW-richtlijnen voldoen. Een alternatief voor het bieden van een vergevingsgezinde berm is het verbreden van het fietspad. Nu het fietspad 3 meter breed is in plaats van de minimumnorm van 2,5 meter, is dit alternatief geboden.

Verder stelt de provincie dat het onaannemelijk is dat het ongeval niet zou zijn gebeurd als er wel een vergevingsgezinde berm aanwezig was geweest. Ook wordt gesteld dat andere oorzaken van het ongeval zijn aan te wijzen, zoals de overstekende ganzen, de scooter dan wel de andere wielrenners die qua snelheid inhielden, en de (te) korte afstand op zijn voorgangers.

Oordeel rechtbank: de provincie is niet aansprakelijk

De rechtbank begint door te stellen dat naast het fietspad, ook de berm onder het toepassingsbereik van 6:174 BW valt. Vervolgens geeft zij aan dat de breukstenen in principe gevaar op kunnen leveren voor fietsers die van het fietspad afraken. Dit betekent echter niet direct dat het fietspad daarmee niet voldeed aan de eisen die men onder de gegeven omstandigheden aan het fietspad (en de berm) mocht stellen.

Het antwoord op de vraag of sprake is van een gebrekkig fietspad hangt immers af van veel meer omstandigheden.

De inrichting van het fietspad is niet in strijd met de CROW-richtlijnen

Allereerst komt de rechtbank tot de conclusie dat de inrichting van het fietspad niet in strijd is met de CROW-richtlijnen. Gelet op de spitsuurintensiteit gold voor het fietspad in kwestie een minimale breedte van 2,50 meter. Het fietspad had echter een breedte van 3,00 – 3,30 meter.

Enkel bij het smalste tweerichtingenpad – een fietspad van 2,50 meter breed – moet er een overrijdbare berm aanwezig zijn, zodat fietsers de mogelijkheid hebben om uit te wijken. Het was daarom in dit geval niet nodig om naast de extra breedte van het fietspad ook nog een overrijdbare berm aan te leggen.

De manier waarop het fietspad werd gebruikt, viel niet onder het te verwachten gebruik

Vervolgens gaat de rechtbank verder en stelt dat ook los van de CROW-richtlijnen, geen sprake is van een gebrekkig fietspad.

Bij het inrichten van een fietspad moet rekening worden gehouden met ‘normaal gebruik’ van het fietspad. Hier hoort bij dat op zekere hoogte rekening moet worden gehouden met fietsers die verkeersregels overtreden en die niet steeds de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht nemen.

De rechtbank oordeelt dat in deze situatie geen sprake was van een normaal gebruik van de weg. De wederpartij heeft immers zelf aangegeven dat zij bezig waren met het nabootsen van een wedstrijdsituatie. Daarnaast reden de wielrenners vlak achter een (opgevoerde) scooter en haalden zij veel hogere snelheden dan de gemiddelde racefietser.

De kans op verwezenlijking van het gevaar is klein

Ten derde geeft de rechtbank aan dat de kans op verwezenlijking van het gevaar klein is. Er is ter plaatse sprake van een lage spitsuurintensiteit. Verder zijn de breukstenen duidelijk zichtbaar. De wielrenner had zijn weggedrag moeten aanpassen op de aanwezigheid van de breukstenen, maar dat heeft hij niet gedaan. Verder vindt de rechtbank van belang dat tot de datum van het ongeval geen andere ongevallen zijn gemeld over het fietspad.

Aanvullende maatregelen zijn niet mogelijk en ook niet redelijkerwijs te verlangen

Tot slot oordeelt de rechtbank dat aanvullende maatregelen niet mogelijk zijn en redelijkerwijs ook niet zijn te verlangen. Het weglaten van de breukstenen is niet mogelijk, omdat de breukstenen noodzakelijk zijn voor de primaire (waterkerende) functie van de dijk. Ook het afschermen van de breukstenen door een geleiderail is geen haalbare maatregel. Geleiderails vormen eerder een obstakel op zich.

In dit kader benadrukt de rechtbank dat het noodzakelijk is om stil te staan bij de beleidsvrijheid die aan de provincie toekomt bij de uitvoering van hun publieke taak en de financiële middelen die hun in dat verband ten dienste staan. 

Conclusie

De rechtbank is van oordeel dat naar objectieve maatstaven gemeten de kans op een ongeval klein is en het fietspad niet gebrekkig is. Nu er geen aansprakelijkheid is, komt de rechtbank niet toe aan het beroep op eigen schuld aan de zijde van de wielrenner. De vordering van de wielrenner is afgewezen.