Prinsjesdag 2024: dit betekenen de plannen voor de arbeidsmarkt
Het kabinet stelde in de troonrede ook dat we voor de toekomst in de basis moeten nadenken over welke soorten werk we in Nederland liever wel en niet hebben. En hoe zich dat verhoudt tot arbeidsmigratie. Het kabinet wil de inzet van arbeidsmigranten preciezer kiezen om de bevolkingsgroei beter te beheersen. Dit houdt in:
- Beperkingen van arbeidsmigratie tegen lage lonen;
- Tegengaan van slechte arbeidsomstandigheden;
- Een eerlijker verdeling van kosten en baten.
Daarbij benadrukt het kabinet dat slechte omstandigheden en uitbuiting van arbeidsmigranten altijd moeten worden bestreden.
Verder voert het kabinet de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (commissie-Roemer) uit om mensenhandel en uitbuiting te voorkomen. Ook wil het kabinet werkgevers van arbeidsmigranten verantwoordelijk maken voor de overlast en kosten die kunnen ontstaan als arbeidsmigranten geen reguliere huisvesting hebben.
Om het ondernemersklimaat te versterken, wil het kabinet de expatregeling behouden en een eerdere versobering ervan deels terugdraaien. Medewerkers die onder de expatregeling vallen, kunnen een bepaald percentage (tot nu toe 30%) van hun salaris belastingvrij ontvangen. Dit betekent dat 30% van hun brutosalaris vrijgesteld is van inkomstenbelasting.
Volgens de Prinsjesdagplannen van vorig jaar zou het aftrekpercentage in 5 jaar worden teruggebracht van 30% naar 10%. Het kabinet draait deze versobering vanaf 2027 deels terug: 5 jaar lang geldt dan een aftrekpercentage van 27%. De salarisnorm (salaris waarboven buitenlandse medewerkers gebruik kunnen maken van de regeling) gaat omhoog van € 46.107,- in 2024 naar € 50.436,- in 2025. Ook voor medewerkers onder de 30 jaar met een masteropleiding wordt de salarisnorm verhoogd van € 35.048,- naar € 38.338,-. In 2025 en 2026 blijft het aftrekpercentage 30%.
Daarnaast komt er vanaf 2025 een 2e schijf van 37,48% voor jaarsalarissen tussen de € 38.441,- en € 76.817,- per jaar. Voor deze inkomens stijgt het tarief wat van 36,97 % in 2024 naar 37,48% in 2025. Het tarief in de 3e schijf (boven de € 76.817,-) blijft 49,50%. De maatregel moet ervoor zorgen dat werkenden en AOW’ers in 2025 netto meer overhouden. Volgens de Miljoenennota gaat het tarief in de 1e schijf verder omlaag naar 35,36% in 2028. Het tarief in de 2e schijf wordt dan 37,44%.
Vanaf 2022 kent de Aof-premie (Arbeidsongeschiktheidsfonds) 2 verschillende tarieven: een tarief voor kleine werkgevers (tot 25 keer de gemiddelde premieplichtige loonsom) en een tarief voor grotere werkgevers. In 2025 betalen kleine werkgevers een premie van 6,35% en grote werkgevers een premie van 7,58% (6,18% en 7,54% in 2024). Ook dit is een bezuinigingsmaatregel.
Verder keurt de Belastingdienst vanaf 2025 geen modelovereenkomsten meer goed. Deze zijn volgens het kabinet niet langer houdbaar, omdat ze geen zekerheid vooraf kunnen geven over het werken als zelfstandige. Dat hangt namelijk af van hoe er in de praktijk wordt gewerkt. Lopende modelovereenkomsten blijven wel gelden tot de einddatum.
Om te voorkomen dat meer mensen in armoede terechtkomen, past het kabinet het kindgebonden budget aan. De uitkering stijgt met zo’n € 184,- in 2025 en met in totaal circa € 412,- tot en met 2028. Daarnaast gaat het afbouwpercentage omhoog naar 7,1% in 2025 en uiteindelijk 8,5% in 2028 (nu: 6,75%).
Het afbouwpercentage geldt voor inkomens die boven een bepaalde inkomensgrens zitten (in 2024 € 26.819,- voor alleenstaande ouders en € 35.849,- voor ouders met een toeslagpartner; in 2025 € 28.406,- voor alleenstaande ouders en € 37.545,- voor ouders met een toeslagpartner). In 2025 krijgen deze voor iedere € 100,- die ze boven deze grens zitten € 7,10 minder kindgebonden budget. De stijging van het afbouwpercentage zorgt ervoor dat de regeling effectiever op die groep mensen gericht kan worden die het meeste aan de inkomensondersteuning heeft.
De Participatiewet is bedoeld om mensen die het tegenzit inkomensondersteuning te bieden via de bijstand en weer (voor een deel) aan het werk te helpen. Het kabinet Rutte IV begon in 2023 met het programma ‘Participatiewet in balans’ voor de (uitvoering van) de Participatiewet. Hierbij is sprake van 3 samenhangende sporen:
- Het via het wetsvoorstel Participatiewet in balans maatregelen nemen die hardheden in de wet aanpakken.
- Het werken aan een brede herziening van de wet.
- Het versterken van de vakkundigheid van de professional.
Het wetsvoorstel van spoor 1 werd op 27 juni 2024 aan de Tweede Kamer aangeboden.
Hierin doen mensen met een arbeidsbeperking volop mee. Het kabinet verbetert de banenafspraak en bevordert het beschut werk. Ze onderzoeken hoe de belangrijke rol van sociaal ontwikkelbedrijven kan worden verbeterd. Voor een toekomstbestendige inrichting van de ontwikkelbedrijven ontvangen gemeenten een ‘impulsbudget’ van € 35 miljoen in 2025. Dit budget neemt stapsgewijs af tot € 19,8 miljoen en loopt door tot en met 2034. Ook komt er vanaf 2025 een ondersteuningsteam dat gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven gericht kan adviseren en ondersteunen.
Verder voert het kabinet een structurele infrastructurele opslag in voor sociaal ontwikkelbedrijven, waardoor ze meer ruimte hebben om banen te realiseren. Deze opslag is in 2025 € 19,8 miljoen en loopt op naar structureel € 35,9 miljoen.
Het kabinet komt met een wetsvoorstel dat meer werkzekerheid biedt aan flexwerkers. Dit wetsvoorstel vervangt nulurencontracten door een ‘bandbreedtecontract’ met meer rooster- en inkomenszekerheid. Daarnaast verkort het kabinet de meest onzekere fases van uitzendwerk en wil het draaideurconstructies van tijdelijke contracten voorkomen.
Verder gaat het kabinet het concurrentiebeding moderniseren. Dit beding zorgt ervoor dat medewerkers niet zomaar naar een concurrent over kunnen stappen om daar hetzelfde werk te doen. Onderzoek laat zien dat werkgevers het concurrentiebeding misbruiken.
Dit moet werkgevers helpen om hun medewerkers te behouden tijdens crises die buiten het reguliere ondernemersrisico vallen. Het gaat om crisissituaties die werkgevers niet kunnen voorzien en waar ze niks aan kunnen doen. Vanuit het wetsvoorstel kunnen werkgevers hun medewerkers tijdens een crisis tijdelijk herplaatsen binnen hun bedrijf.
Ook kunnen ze medewerkers tijdelijk minder laten werken en een loonsubsidie aanvragen. Dit maakt het voor bedrijven makkelijker om vaste contracten aan te bieden en maakt ze weerbaarder tijdens crises.
In 2025 en 2026 is er een aantal wijzigingen in het lage-inkomensvoordeel (LIV) en de loonkostenvoordelen (LKV). Het lage-inkomensvoordeel (LIV) is een tegemoetkoming in de loonkosten aan werkgevers met als doel banen te creëren en te behouden voor medewerkers aan de basis van de arbeidsmarkt. De loonkostenvoordelen zijn tegemoetkomingen in de loonkosten voor werkgevers met als doel hen te stimuleren om specifieke groepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen.
Op 1 januari 2025 wordt het LIV afgeschaft. In 2025 wordt het LIV over 2024 nog wel uitbetaald. Daarnaast gaan op 1 januari 2025 de bedragen omlaag van het LKV oudere medewerker van € 3,05 per verloond uur met een maximum van € 6.000,- per jaar naar € 1,35 per verloond uur met een maximum van € 2.600,- per jaar. Het LKV oudere medewerker verdwijnt helemaal op 1 januari 2026. De verlaging en afschaffing van het LKV oudere medewerker gelden alleen voor dienstbetrekkingen die zijn gestart op of na 1 januari 2024.
Verder veranderen vanaf 1 januari 2025 de voorwaarden van het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte medewerker. Het gaat om een verruiming, waardoor meer werkgevers recht krijgen op dit LKV. Ook is het kabinet van plan de LKV doelgroep banenafspraak makkelijker te maken vanaf 1 januari 2026. Dat betekent ten 1e dat medewerkers voor dit loonkostenvoordeel geen doelgroepverklaring meer hoeven aan te vragen. Ten 2e maakt het kabinet het LKV doelgroep banenafspraak structureel, waardoor het recht op dit loonkostenvoordeel blijft doorlopen zolang de dienstbetrekking duurt in plaats van de huidige 3 jaar. De laatste aanpassing is dat de doelgroep van het LKV doelgroep banenafspraak gelijk wordt getrokken met de doelgroep banenafspraak.
Het kabinet wil de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) verbeteren en vereenvoudigen vanuit de aanbevelingen van de Onafhankelijke commissie toekomst arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS). In het najaar van 2024 verschijnt naar verwachting een ambtelijke verkenning naar de verschillende oplossingsrichtingen van OCTAS. In 2025 komt een periodieke rapportage uit over de doelmatigheid en doeltreffendheid van de verschillende regelingen binnen het stelsel van ziekte en arbeidsongeschiktheid.
Ook blijft het kabinet werken aan het terugdringen van de mismatch tussen de vraag naar en het aanbod van sociaal-medische beoordelingen. Omdat het tijd kost om de voorstellen van de commissie OCTAS uit te werken in concrete maatregelen, neemt het kabinet hiervoor 2 maatregelen of heeft die al genomen. UWV houdt in 2025 de ruimte om sociaal-medische centra in te voeren en stapsgewijs toe te werken naar een nieuwe informatievoorziening. Op 1 juli 2024 ging de maatregel ‘Praktisch beoordelen’ in, die extra beoordelingscapaciteit oplevert.
De tijdelijke maatregel waarbij UWV voorschotten op een WIA-uitkering niet terugvordert, wordt verlengd met een jaar tot en met 2025. Het gaat om voorschotten die medewerkers terug zouden moeten betalen wanneer bij de claimbeoordeling blijkt dat ze geen recht hebben op een WIA-uitkering en het voorschot niet verrekend kan worden met een andere uitkering.
Door de grootschalige vertraging van claimbeoordelingen werden cliënten die hier geen schuld aan hadden veel te hard getroffen omdat ze de voorschotten terug moesten betalen. UWV en SZW besloten daarom om terugvorderingen kwijt te schelden. Dit beleid wordt nu voortgezet.
Heeft u vragen?
Wegwijs in arbeidsvoorwaarden
Deel dit artikel
Lagere startleeftijd pensioenregeling
De SLIM-subsidie voor het MKB
Regelingen voor de zorg voor kinderen op een rij
4 situations that determine the benefit in the WIA
Podcast leren en ontwikkelen
Martine Bolhuis vertelt over de cultuur van de organisatie als basis van succes. Leren en ontwikkelen is belangrijk voor werkgeluk en de betrokkenheid van medewerkers.