Regelmatig lopen mensen (letsel)schade op door een val over een opstaande en/of opwippende stoeptegels, dan wel andere hoogteverschillen in de openbare weg. De aansprakelijkheid voor dit soort letselschades dient beoordeeld te worden aan de hand van artikel 6:174 BW, de risicoaansprakelijkheid.
Op grond van artikel 6:174 BW zijn er drie vereisten voor aansprakelijkheid van de wegbeheerder:
- De wegbeheerder moet eigenaar/bezitter zijn;
- Het moet om een opstal gaan;
- De weg/opstal voldoet niet aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden mag stellen.
Schuld en/of verwijtbaarheid is dus geen vereiste voor aansprakelijkheid.
Bij het antwoord op de vraag of de opstal voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, zal gekeken moeten worden of het deugdelijk is naar het te verwachten gebruik en naar de bestemming. Alsook naar voorkoming van gevaar voor personen en zaken. Hierbij is het ook van belang hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk zijn én redelijkerwijs te vergen zijn.
Abrupte hoogteverschillen in een stoep of in overige wegdekken kunnen worden aangemerkt als een gebrek op grond waarvan wegbeheerder op grond van artikel 6:174 BW risicoaansprakelijk is. Niet elke oneffenheid in de weg maakt deze gebrekkig in de zin van artikel 6:174 BW.
Het C.R.O.W. (Nederlandse stichting die als kennisinstituut opgesteld is voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte) geeft in haar toepasselijke richtlijn aan dat een hoogteverschil vanaf 3 centimeter als ernstig kan worden gekwalificeerd en dat een zo'n hoogteverschil moet worden hersteld door de wegbeheerder. In de rechtspraak wordt vaak aansluiting gezocht bij deze richtlijn.
De CROW-richtlijn is een bruikbaar hulpmiddel om na te gaan of een wegdek/opstal voldoet aan de eisen die daaraan gegeven de omstandigheden gesteld kunnen worden. Dit is echter niet de enige beoordelingsfactor. Uiteindelijk hoort bij de beoordeling alle omstandigheden van een specifiek geval te worden meegewogen. Zo kan een oneffenheid in een gebruikelijk loopvlak op een stoep binnen de bebouwde kom anders worden beoordeeld dan een oneffenheid in het buitengebied.
Verder is van belang te vermelden dat het herstellen van een oneffenheid niet automatisch met zich meebrengt dat er sprake was van een gebrekkige situatie die aanpassing behoefde.