regen op dak van auto

Auto-ongeval door water op de weg

Water op de weg, een bijzondere uitspraak van de rechter 

In deze Nieuwsbrief wordt een redelijk recente uitspraak van de Rechtbank Den Haag besproken. Deze werd op 11 februari dit jaar gewezen. Voor mij als behandelaar van wegbeheerszaken is het een bijzondere, want de beoordeling is wezenlijk anders dan wat wij gewend zijn.

Een slippartij door water op de weg 

In de nacht van 5 op 6 augustus 2023 kwam een auto in de problemen onder een aquaduct van de snelweg A4. Door zware regenval stond daar water op het wegdek waardoor de auto in een slip raakte en in botsing kwam met een muur. De auto liep schade op en de bestuurster raakte gewond. Het bleek dat één van de waterafvoeren verstopt zat waardoor het water onvoldoende kon worden afgevoerd. 

Beginselen voor de beoordeling van wegbeheerdersaansprakelijkheid 

  • Aansprakelijkheid voor schade door gebreken AAN de weg wordt beoordeeld op grond van de risicoaansprakelijkheid van artikel 6:174 Burgerlijk Wetboek (BW). Bij risicoaansprakelijkheid is een gebrek aan de weg met schade bij een derde als gevolg voldoende. Bekendheid met het gebrek of een verwijt aan de kant van de wegbeheerder is geen vereiste: zij is aansprakelijk omdat zij beheerder is van een gebrekkige weg die de schade heeft veroorzaakt. 
  • Voor aansprakelijkheid voor zaken en substanties die niet OP de weg thuishoren, geldt de schuldaansprakelijkheid van artikel 6:162 BW. Hier zijn een onrechtmatig groot gevaar en een verwijt aan de kant van de wegbeheerder wel een voorwaarde voor aansprakelijkheid. Een dergelijk verwijt kan bestaan uit het niet treffen van adequate maatregelen bij bekendheid met het gevaar of onvoldoende maatregelen treffen tegen voorzienbare gevaren.  
  • Er moet voor het specifieke gevaar worden gewaarschuwd. In rechtspraak met betrekking tot bij werkzaamheden aangebracht split op de weg is bepaald dat alleen een bord J25 ‘losliggende stenen’ onvoldoende is. Daarnaast moet ook voor het concrete slipgevaar worden gewaarschuwd met een bord J20. Zie ook deze eerdere nieuwsbrief: Case Gewaarschuwd Weggebruiker - Centraal Beheer
  • Toerekening van eigen schuld vindt pas plaats nadat de aansprakelijkheid van de wegbeheerder vaststaat. Dan pas wordt gekeken in welke mate de schadelijdende partij zelf een verwijt treft, zoals onvoldoende oplettendheid of te weinig aanpassen aan de omstandigheden.  

Hoe beoordeelt de kantonrechter deze zaak? 

Zoals hierboven beschreven, is het water op het wegdek blijven staan doordat een afvoer verstopt was. Deze afvoer was dus niet gebrekkig door een leidingbreuk of een te beperkte capaciteit bij de aanleg ervan, wat tot een gebrek aan de afvoer op grond van art. 6:174 BW zou leiden. De oorzaak is daarentegen een vervuiling die niet in de afvoer thuishoort: een beoordeling op grond van art. 6:162 BW zou men zeggen. 

De kantonrechter komt tot een gebrek aan de weg, niet aan de afvoer 

- Overwogen wordt onder 4.2 in de uitspraak

Vast staat dat ten tijde van het ongeval op de plek waar [eiseres] in een slip raakte met haar auto, sprake was van een aanzienlijke waterstand op het wegdek. Niet in geschil is dat de afvoer bij het desbetreffende weggedeelte verstopt was. Hierdoor is de wateroverlast op het wegdek ontstaan. De kantonrechter is van oordeel dat dit te kwalificeren is als een gebrek aan de weg.

Meer logisch zou zijn dat: 

  • het water geen gebrek aan de weg oplevert omdat het een substantie is die niet OP de weg thuishoort; 
  • wordt beoordeeld of de waterafvoer gebrekkig is; 
  • als wordt geoordeeld dat de waterafvoer zelf niet gebrekkig was, er wordt gekeken of de wegbeheerder haar zorgplicht heeft geschonden. 

Na de vaststelling van het gebrek beoordeelt de kantonrechter in zijn uitspraak de zorgplicht van de wegbeheerder 

- Dat doet hij onder 4.3 

Vervolgens is de vraag of Rijkswaterstaat, als beheerder van die weg, afdoende adequate maatregelen heeft genomen om weggebruikers te waarschuwen hun rijgedrag aan te passen aan de situatie van wateroverlast op het wegdek onder het aquaduct. De kantonrechter is van oordeel dat de maatregelen voldoende zijn geweest. Rijkswaterstaat heeft na de melding van 6:08 uur direct geacteerd. Ze heeft een snelheidsbeperking van 70 km/u ingesteld en die kenbaar gemaakt op de matrixborden boven de weg voorafgaande aan het aquaduct.  

Dit is opmerkelijk. De kantonrechter heeft namelijk al geoordeeld dat er een gebrek aan de weg is geweest (en dat het ongeval daarvan het gevolg is). Het is dus niet duidelijk waarom er daarna nog wordt ingegaan op de zorgplicht van Rijkswaterstaat. Volgens het systeem van art. 6:174 BW komt die vraag nu niet meer aan de orde. 

De kantonrechter acht een beperking van de maximumsnelheid tot 70 km/u een voldoende waarschuwing voor het gevaar en ziet eigen schuld 

Ondanks dat [eiseres] heeft gesteld te zijn verrast door de hoeveelheid water op het wegdek, was zij voorafgaand aan het ongeval voldoende gewaarschuwd voor een bijzondere verkeerssituatie ter plaatse door de zichtbare snelheidsbeperking op de matrixborden. Daarbij komt dat [eiseres] zelf ook verklaard heeft dat het slecht weer was en het zicht beperkt waardoor zij (extra) oplettend diende te zijn. [eiseres] heeft daarmee voldoende gelegenheid gehad om te anticiperen en haar rijgedrag aan te passen. Dat de waarschuwing niet het gewenste effect heeft gehad, brengt nog niet als vanzelfsprekend mee dat daarom Rijkswaterstaat aansprakelijk is. 

Zoals gezegd moet er voor het concrete gevaar worden gewaarschuwd. Een goede waarschuwing kan de risico’s voor de weggebruiker zodanig verminderen dat er geen sprake meer is van een gebrek, dan wel – als een toch tot een gebrek wordt gekomen - aanleiding geven tot toerekening van eigen schuld.  

De kantonrechter oordeelt dat een snelheidsbeperking tot 70 km p/u een voldoende waarschuwing is voor een bijzondere verkeerssituatie. Dat is niet in lijn met de rechtspraak die juist een concrete waarschuwing noodzakelijk acht. Hier lijkt het een “waar-rook-is-is-vuur-redenering” te zijn: je mag 70 km/h, dus er zal wel iets aan de hand zijn. Overigens wordt de werkelijke door eiseres gereden snelheid nergens genoemd! Als zij maximaal 70 km/u heeft gereden, dan heeft zij zich aan de voorgeschreven snelheid gehouden en mocht zij erop vertrouwen dat zij daarmee veilig kon rijden. 

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het zeer lastig zal zijn geweest voor Rijkswaterstaat om concreet voor het water in de tunnel te waarschuwen en dat het een valide beslissing zal zijn geweest om met het oog op het risico voor het verkeer niet tot afsluiting van de weg over te gaan. Wel vraag ik mij af waarom de vraag niet aan de orde is geweest of een snelheidsbeperking tot 50 km p/u het risico niet verder had kunnen terugdringen. Dit wordt echter zo te lezen ook niet namens de benadeelde gesteld. 

Conclusie: een bijzondere uitspraak en het blijft mensenwerk 

Het bijzondere is dat er tot een gebrek aan de weg wordt gekomen, maar toch geen aansprakelijkheid wordt aangenomen. Je zou verwachten dat de beoordeling ophield bij de vraag naar de gebrekkigheid en een oorzakelijk verband met het ongeval. Vervolgens zou er nog kunnen worden gekeken naar eigen schuld. Van belang is dat de bewijslast bij een beroep op eigen schuld op de aansprakelijke partij rust. Dus, als niet kan worden bewezen dat eiseres bij het naderen van het aquaduct het water tijdig had kunnen zien en/of zij naderde met een snelheid van meer dan 70 km, zou toerekening van eigen schuld niet in de rede liggen.  

Toch is het interessant om te zien hoe feiten en omstandigheden door een rechter worden geïnterpreteerd en gewogen. De rechter geniet een behoorlijke vrijheid in de beoordeling van een voorliggende zaak en zal zich ook laten leiden door wat partijen over en weer in een procedure stellen. Dit maakt dat een gerechtelijke procedure onvermijdelijk onvoorspelbaarheden geeft. Het blijft dus mensenwerk.

En dan: één rechtbank maakt nog geen zomer 

Deze opmerking schreef een docent onder een paper die ik tijdens mijn studie bij hem had ingeleverd. Ik had één uitspraak van een rechtbank behandeld en daaraan een hoop stellige conclusies verbonden. De rake opmerking van mijn docent is ook hier van toepassing. Een uitspraak van een kantonrechter heeft nu eenmaal niet het gewicht van een arrest van de Hoge Raad. Aan deze vreemde eend in de bijt hoeven dus niet direct gevolgen voor de praktijk te worden verbonden, maar het is in ieder geval een interessante uitspraak om te toetsen aan de schuld- en risicoaansprakelijkheid. 
 
mr.  Jeroen van der Sluijs 
Specialist Claimbehandeling 

ECLI:NL:RBDHA:2025:15822